Kwaliteitseisen deelname Eerstelijns CVA-netwerk Rotterdam (ECNR)

Multidisciplinaire eisen voor deelname aan het netwerk:

  1. Aantoonbare specifieke scholing en affiniteit gericht op CVA-zorg
  2. Aantoonbare klinische expertise bezitten
  3. Meedoen aan het specifieke CVA scholingstraject, monodisciplinair en vanuit het Netwerk
  4. Werken volgens het opgestelde zorgpad en samenwerkingsafspraken
  5. Werken en rapporteren volgens de richtlijnen van de eigen beroepsgroep en de CVA richtlijn beroerte van het Centraal BegeleidingsOrgaan
  6. De mogelijkheid hebben om aan huis te behandelen
  7. Erkenning van de deelnemende disciplines en bereid zijn om samen te werken volgens het zorgpad met de verschillende disciplines
  8. Verplicht deelnemen aan regionaal intervisie- en multidisciplinair overleg (MDO)

A.1-Aantoonbare specifieke scholing

De aantoonbare specifieke scholingseis staat per discipline omschreven in opleidingen en competenties, monodisciplinaire kwaliteitseisen.

A.2- Klinische expertise

De gestelde klinische expertise is per discipline gespecificeerd volgens de richtlijnen die voortvloeien uit de CBO CVA richtlijn.

Zie voor monodisciplinaire klinische expertise monodisciplinaire kwaliteitseisen.

A.3.- Specifiek CVA scholingstraject

Betreft interdisciplinaire scholing, waarbij het accent ligt op het verbeteren van de onderlinge samenwerking door met elkaar vanuit de eigen discipline het methodisch handelen en de interventies te observeren en te analyseren. Waaronder:

  • kennis over de neuroanatomie en pathologie van een CVA
  • neuropsychologische stoornissen , cognitieve revalidatie
  • omgaan met afasie / communicatie na een CVA
  • intervisie bij CVA patiënten.

Zie voor monodisciplinaire scholingseisen monodisciplinaire kwaliteitseis

A.4- Werken volgens het zorgpad

Door scholing en onderlinge erkenning van elkaars expertise kan door mono- en multidisciplinaire samenwerking patiëntgericht gewerkt worden: Zorg-op-maat, waarbij dubbelhandelingen en tegenstrijdigheden vermeden dienen te worden. Zo kan de geboden zorg efficiënter, veiliger, sneller en vollediger door informatie en kennis te delen.

A.5- Rapportage/ Verslaglegging

In de ketenzorg is transparante verslaglegging onontbeerlijk.

Als eenheid in structuur van het zorgdossier dient dit volgens de ICF formulering, taal en klinimetrie gehanteerd te worden. Dit geeft objectief inzicht in het behandelplan en verloop, hetgeen essentieel is voor interne toetsing, verbetering en deelname aan wetenschappelijk onderzoek

B. Monodisciplinaire kwaliteitseis

B1.  Logopedie

B.1.1. Aantoonbare specifieke scholing

De logopedist heeft een door de beroepsgroep erkend diploma, is bij voorkeur lid van de NVLF, staat BIG geregistreerd en ingeschreven in het Afasieregister.

B.1.2. Aantoonbare klinische expertise bezitten

De logopedist heeft aantoonbare werkervaring op het gebied van CVA-patiënten. Zie ook eisen afasieregister van NVLF.

B.1.3 Specifiek CVA scholingtraject monodisciplinair.

De logopedist neemt deel aan de basis- en refreshment scholing van het CVA- Netwerk en zal Monodisciplinair deelnemen aan werkgroepen / commissies/kwaliteitskringen op het gebied van neurologische taal- en spraakstoornissen die minimaal 4 x per jaar worden georganiseerd.

B.1.4. Werken volgens het opgestelde zorgpad en samenwerkingsafspraken

De logopedist is bereid om volgens het opgestelde Zorgpad multidisciplinair samen te werken met andere leden van het netwerk en erkent hun expertise en gaat akkoord met het reglement en de klachtenprocedure zoals omschreven in het huishoudelijk reglement.

B.1.5. Werken en rapporteren volgens de richtlijnen van de eigen beroepsgroep en de CVA richtlijn beroerte van het Centraal BegeleidingsOrgaan .

De logopedist werkt volgens de Richtlijn Diagnostiek, behandeling en zorg voor patiënten met een beroerte welke aansluit bij multidisciplinaire richtlijnen zoals de CBO Richtlijn beroerte

B.1.6. De logopedist biedt de mogelijkheid om aan huis te behandelen

B.1.7. De logopedist erkent de expertise en het domein van de overige deelnemende disciplines en is bereid met hen samen te werken volgens het zorgpad

B.1.8. De logopedist verplicht zichzelf 1 x per jaar deel te nemen aan regionaal intervisie- en 1 x per jaar aan een multidisciplinair overleg (MDO)

Indien het 1e lijns CVA-netwerk deelneemt of een onderzoek organiseert zal er meegewerkt worden aan het leveren van data.
 

B.2. Ergotherapie

B.2.1. Aantoonbare specifieke scholing

De ergotherapeut heeft een door de beroepsgroep erkend diploma en is bij voorkeur lid van de beroepsvereniging Ergotherapie Nederland. De ergotherapeut staat ingeschreven in het Kwaliteitsregister voor Paramedici.

B.2.2. Aantoonbare klinische expertise bezitten

De ergotherapeut heeft aantoonbare werkervaring op het gebied van CVA-patiënten. Minimaal 10 % van het totale behandelvolume moet worden besteed aan behandeling van de CVA-patiënt met een minimum van 160 uur per jaar.

B.2.3 Specifiek CVA scholingtraject monodisciplinair.

De ergotherapeut neemt deel aan de basis- en refreshment scholing van het CVA- Netwerk en zal Monodisciplinair deelnemen aan de cursus Arm- Handtraining na een CVA.

B.2.4. Werken volgens het opgestelde zorgpad en samenwerkingsafspraken

De ergotherapeut is bereid om volgens het opgestelde Zorgpad multidisciplinair samen te werken met andere leden van het netwerk en erkend hun expertise en gaat akkoord met het reglement en de klachtenprocedure zoals omschreven in het huishoudelijk reglement.

B.2.5. Werken en rapporteren volgens de richtlijnen van de eigen beroepsgroep en de CVA richtlijn beroerte van het Centraal BegeleidingsOrgaan .

De ergotherapeut werkt volgens de vernieuwde CVA-richtlijn (maart 2013). Deze richtlijn sluit aan bij multidisciplinaire richtlijnen zoals de Zorgstandaard CVA/TIA  (Kennisnetwerk CVA Nederland, 2012) en de CBO Richtlijn Diagnostiek, behandeling en zorg voor patiënten met een CVA '(Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg. (CBO 2008), de patiëntversie richtlijn CVA (Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO, 2008) en het factsheet revalidatie na een CVA (Vermeulen H. et al., 2008).

B.2.6. De ergotherapeut biedt de mogelijkheid om aan huis te behandelen.

B.2.7. De ergotherapeut erkent de expertise en het domein van de overige deelnemende disciplines en is bereid met hen samen te werken volgens het zorgpad.

B.2.8 De ergotherapeut verplicht zichzelf  1x per jaar deel te nemen aan regionaal intervisie- en  x per jaar aan een multidisciplinair overleg (MDO).

Indien 1e lijns CVA-netwerk deelneemt of een onderzoek organiseert zal er meegewerkt worden aan het leveren van data.

B.3. Fysiotherapie

B.3.1. Aantoonbare specifieke scholing

De fysiotherapeut heeft een door de beroepsgroep erkend diploma, is BIG geregistreerd en staat ingeschreven in het Kwaliteitsregister voor Paramedici.

B.3.2. Aantoonbare klinische expertise bezitten

De fysiotherapeut heeft aantoonbare werkervaring op het gebied van CVA-patiënten. Er dienen minimaal 5 CVA-patiënten gezien te worden met een minimum van 100 uur per jaar.

B.3.3 Specifiek CVA scholingtraject monodisciplinair.

De fysiotherapeut neemt deel aan de basis- en refreshment scholing van het CVA-Netwerk en zal Monodisciplinair deelnemen aan de cursus Sensomotorische functiestoornissen, motorische vaardigheden en leerstrategieën voor het herleren van motorische vaardigheden bij CVA.

B.3.4. Werken volgens het opgestelde zorgpad en samenwerkingsafspraken

De fysiotherapeut is bereid om volgens het opgestelde Zorgpad multidisciplinair samen te werken met andere leden van het netwerk en erkent hun expertise en gaat akkoord met het reglement en de klachtenprocedure zoals omschreven in het huishoudelijk reglement.

B.3.5. Werken en rapporteren volgens de richtlijnen van de eigen beroepsgroep en de CVA richtlijn beroerte van het Centraal BegeleidingsOrgaan .

De fysiotherapeut werkt volgens de vernieuwde CVA-richtlijn fysiotherapie welke aansluit bij multidisciplinaire richtlijnen zoals de CBO Richtlijn beroerte, Diagnostiek, behandeling en zorg voor patiënten met een CVA.

B.3.6. De fysiotherapeut biedt de mogelijkheid om aan huis te behandelen.

B.3.7. De fysiotherapeut erkent de expertise en het domein van de overige deelnemende disciplines en is bereid met hen samen te werken volgens het zorgpad.

B.3.8 De fysiotherapeut verplicht zichzelf 1 x per jaar deel te nemen aan regionaal intervisie- en 1 x per jaar aan een multidisciplinair overleg (MDO) .

Indien het 1e lijns CVA-netwerk deelneemt of een onderzoek organiseert zal er meegewerkt worden aan het leveren van data.

B.4. Oefentherapie

B.4.1. Aantoonbare specifieke scholing

De oefentherapeut heeft een door de beroepsgroep erkend diploma, is BIG geregistreerd en staat ingeschreven in het Kwaliteitsregister voor Paramedici.

B.4.2. Aantoonbare klinische expertise bezitten

De oefentherapeut heeft aantoonbare werkervaring op het gebied van CVA-patiënten. Er dienen minimaal 5 CVA-patiënten gezien te worden met een minimum van 100 uur per jaar.

B.4.3. Specifiek CVA scholingtraject monodisciplinair.

De oefentherapeut neemt deel aan de basis- en refreshment scholing van het CVA-Netwerk en zal Monodisciplinair deelnemen aan de cursus Sensomotorische functiestoornissen, relevante klinimetrie bij CVA en leerstrategieën voor het herleren van motorische vaardigheden bij een CVA.

B.4.4. Werken volgens het opgestelde zorgpad en samenwerkingsafspraken

De oefentherapeut is bereid om volgens het opgestelde Zorgpad multidisciplinair samen te werken met andere leden van het netwerk en erkent hun expertise en gaat akkoord met het reglement en de klachtenprocedure zoals omschreven in het huishoudelijk reglement.

B.4.5. Werken en rapporteren volgens de richtlijnen van de eigen beroepsgroep en de CVA richtlijn beroerte van het Centraal BegeleidingsOrgaan .

De oefentherapeut werkt volgens de CBO richtlijn beroerte, Diagnostiek, behandeling en zorg voor patiënten met een CVA.

B.4.6. De oefentherapeut biedt de mogelijkheid om aan huis te behandelen.

B.4.7. De oefentherapeut erkent de expertise en het domein van de overige deelnemende disciplines en is bereid met hen samen te werken volgens het zorgpad.

B.4.8 De oefentherapeut verplicht zichzelf 1 x per jaar deel te nemen aan regionaal intervisie- en 1 x per jaar aan een multidisciplinair overleg (MDO) .

Indien het 1e lijns CVA-netwerk deelneemt of een onderzoek organiseert zal er meegewerkt worden aan het leveren van data.